Commons of meenten zijn een vast onderdeel van de projecten van Stad in de Maak. Dit zijn gemeenschappelijke voorzieningen die bewoners voorzieningen met elkaar en met de wijk delen. Met Pension Almonde zijn bij Stad in de Maak niet alleen dergelijke commons opgezet, maar is er ook ruimte gemaakt voor laagdrempelige buurtinitiatieven. Zijn deze plekken de lijm voor sterke wijken of een pleister op de wond van het systeem? Of maken ze de wond zelfs groter, omdat de aansprekende plekken die hiermee aan de wijk worden toegevoegd gentrificatie en verdrijving van de bewoners in de hand werkt? Deze vragen stonden op dinsdag 19 mei centraal in de derde expertmeeting rondom Pension Almonde. Daphne Koenders doet verslag.

Al vanaf de 12e eeuw komen meenten voor in Nederland: onverdeeld gemeenschappelijk gebruikte en beheerde grond, goed of ruimte.
Stad in de Maak stelt delen van gebouwen (die de stichting beheert) vrij van huur en opent ze voor dit soort voorzieningen. Het zijn plekken waar de markt niet in voorziet, maar die toch bijdragen aan de behoeften in de wijk.
Bij de Stokerij vind je bijvoorbeeld een collectieve houtwerkplaats, een ‘Wasbuur’ en een activiteitenruimte. In Pension Almonde zijn er 4 panden in gemeenschappelijk beheer, bijvoorbeeld een woonkamer (op de foto hierboven), een ruilhuis voor meubels en een lege ruimte die iedereen kan gebruiken. Ook zijn er 11 maatschappelijke initiatieven in de plint van de Almondestraat gehuisvest: zoals een ZZP-werkplek met oppasservice, een maatschappelijk koffiezaakje, een plek voor talentontwikkeling voor jongeren (bekijk hier het overzicht van alle initiatieven). Tot eind september kunnen zij experimenteren doordat zij deze ruimtes ‘om niet’ kunnen gebruiken, waardoor het pension als wijkincubator functioneert.
Bloeiende initiatieven
Taalent010 is een van de initiatieven in de Almondestraat. Vrijwilligers geven er informeel Nederlandse taalles aan ‘verborgen vrouwen’, migrantenvrouwen die eerder niet veel buiten kwamen. (Lees ook: ‘Stiekem doen we veel meer dan Nederlands oefenen’) Een zeer wijkgericht initiatief wat te kleinschalig is om zich te verbinden aan de bureaucratie van de gemeente en buurthuizen. “Eerst hadden wij geen eigen ruimte en deden we veel aan huis. Nu weten de vrouwen ons veel beter te vinden. Bovendien verschaft het pension onze vrouwen de geborgenheid om zelf vanuit ons pand weer eigen initiatieven te ontplooien”, concludeert initiatiefnemer Meriem Al Laamairi. “We bedenken nu al doende hoe we onszelf financieel onafhankelijk kunnen maken. Dankzij deze commons-constructie hoeven we ons niet te plooien naar de gemeente, waardoor de initiatieven van de vrouwen kunnen bloeien. Nu willen we een Wijk B.V. oprichten.”
Een ander initiatief in het pension is Keju Kitchen. Zij startten als een kleine, op de wijk gerichte bakkerij. De initiatiefnemers bakten thuis taarten en verkochten die via het informele wijknetwerk. In de Almondestraat begonnen ze een koffiezaakje dat naast koffie ook kunst uit de wijk verkocht. Al snel werd het een tweede huiskamer voor de straat. (Lees ook: ‘Sinds we hier zitten, vinden we onszelf elke dag opnieuw uit’). In Coronatijd groeiden ze uit tot maatschappelijk servicepunt vanuit waar wekelijks honderden maaltijden aan kwetsbare mensen in de buurt bezorgd worden. Een snelle groei. Nu is het plan om al deze functies in de toekomst te combineren in een maatschappelijke onderneming gericht op de wijk en een financieel zelfstandige status.
Lijm of pleister?
Het pension geeft initiatieven dus de mogelijkheid om te experimenten en duurzaam te ontwikkelen. De ambitie van Stad in de Maak is om uiteindelijk een aantal panden te kopen waar coöperatief wonen gecombineerd wordt met gedeelde voorzieningen en buurtinitiatieven; een vorm van commoning die uit kan groeien zonder de beperking van de tijdelijkheid die gepaard gaat met leegstandsbeheer. Kortom, een netwerk van permanente ‘Pension Almondes’ in de stad.
Een van de lessen van het pension is dat commons leiden tot kruisbestuivingen en het versterken van de onderlinge relaties en van de netwerken in de wijk. “Doordat er een gemeenschappelijke ruimte is waar een programma wordt georganiseerd, zoals de wekelijkse soepavond, ontmoetten mensen elkaar en wisselen initiatiefnemers kennis en kunde uit”, vertelt kwartiermaker Melle Smets. “Vanuit deze plek ontstaat er gedeeld eigenaarschap, wordt inspraak vormgegeven en staan bewoners op om als vrijwilliger een handje te helpen bij de buurtinitiatieven. Deze ‘meent’ is een cruciaal element voor het succes van het pension.”
Iedereen met een idee kan aankloppen voor een ruimte in het Pension. Dankzij een sociocratisch overlegmodel beslissen bewoners en gebruikers op basis van consensus wie er een ruimte krijgt. “We zien dat allerlei zaken waar in de huidige organisatie van de stad geen probleemeigenaar voor is hier terecht komen. De kracht van het pension is dat wij geen curator zijn. We bedienen iedereen. Tegelijk zien we dat alle problemen van de stad hier komen en merken we dat we dit niet kunnen dragen”, concludeert Smets. “We moeten zorgpartijen betrekken en mensen vertellen dat ze beter ergens anders aan kunnen kloppen. Hier moet de overheid voorzien in structurele oplossingen.”
Juist nu zijn commons belangrijk
Louis Volont, als PhD Researcher Space & Commons verbonden aan de Universiteit van Antwerpen, stelt dat juist nu, in een tijd van toenemende privatisering, ‘meenten’ essentieel zijn voor het functioneren van de stad. Overheden ontwikkelen ze soms zelfs samen met bewoners om de leefbaarheid veilig te stellen ten opzichte van de uitwerkingen van het grote kapitaal. Daarnaast kan collectief gebruik de overheid juist ook bekritiseren door ruimte te claimen en te gebruiken voor functies die de markt en de overheid laten liggen.
Toch blijkt het in de praktijk moeilijk om commoning zo te organiseren dat het duurzaam bijdraagt aan de stad. Stad in de Maak schippert door aan de ene kant het systeem te bekritiseren en aan de andere kant afhankelijk te zijn van woningcorporaties en de gemeente om ruimten op deze manier te benutten, terwijl de zoektocht naar een pand om aan te kopen doorgaat.
Volont erkent dat eigendom mogelijkheden biedt om voor de lange termijn sociale functies toe te voegen aan de wijk. In de praktijk ziet hij dat commons steeds verder van het centrum van de stad gedreven worden. Maatschappelijke initiatieven moeten nu opbieden tegen commerciële ontwikkelaars, terwijl de kern van dit soort initiatieven juist is dat ze géén marktpartij kunnen zijn. Dat botst, of maakt hun bijdrage aan de stad eigenlijk onmogelijk. Gemeenten zouden hierin een rol kunnen spelen, door de verkoop- en vestigingsvoorwaarden voor dit soort initiatieven te versoepelen.
Bloeiende wijken door zelforganisatie
Op meer plekken in Rotterdam werken initiatiefnemers aan manieren om kleinschalige wijkinitiatieven te helpen ontplooien. In Delfshaven zoeken initiatiefnemers naar manieren om in onbruik geraakt, bestaand maatschappelijk vastgoed zoals voormalige scholen en wijkgebouwen een nieuwe, duurzame maatschappelijke functie te geven. Delfshaven Coöperatie is een wijkcoöperatie die samen institutionele partners een investeringsfonds heeft opgericht om te investeren in sociaal ondernemerschap gebaseerd op de waarden van de wijk. De leden proberen nu een pand te kopen voor een Zelfregiehuis dat wonen, werken en maatschappelijk initiatief combineert.
“Wij zouden willen zien dat iedereen toegang heeft tot het maken van de stad. Als je maatschappelijke initiatieven wilt laten groeien en bloeien, dan moet je een lange adem hebben.” vertelt bestuurslid Robbert de Vrieze. “Het zou helpen als de gemeente maatschappelijke meerwaarde voor de wijk meeneemt in de verkoopvoorwaarden. Op die manier kunnen wij de relatie aan met de oude economie onder nieuwe voorwaarden aangaan en wezenlijk iets veranderen in de wijk.”

Gentrificatie
Naast de zoektocht naar de beste manier van organisatie speelt ook de vraag of plek bieden aan de één niet leidt tot uitsluiting van de ander. “Al sinds 2013 wordt ons gevraagd of wat wij doen geen gentrificatie is”, vertelt Piet Vollaard van Stad in de Maak. “Aan de ene kant bieden we ruimte aan verdreven buurtinitiatieven. Aan de andere kant moesten er mensen verhuizen om dit mogelijk te maken. Op zichzelf is gentrificatie niet slecht als het waarde toevoegt aan de wijk en de leefbaarheid bevordert. Alleen is het niet gewenst als het tot verdrijving leidt, als de oorspronkelijke bewoners of de initiatiefnemers van die verbetering wegens de gestegen huur- en vastgoedprijzen worden gedwongen om te verhuizen naar de volgende ‘probleemwijk’. Een eigen ruimte die voor altijd in coöperatief beheer blijft, kan ons helpen hieraan te ontsnappen.”
Pension Almonde is met haar 11 plint-initiatieven een van de meest inclusieve en diverse plekken van Rotterdam-Noord. Toch blijft de vraag: zijn het niet toch vooral de blanke hoogopgeleiden, cultureel creatieven die deze plek weten te vinden? Volgens Vollaard een fundamenteel zwak punt in deze discussie, omdat de hoger opgeleiden makkelijker een initiatief beginnen en de subsidie weten aan te vragen. Volgens Robbert de Vrieze is dit te ondervangen door altijd te redeneren vanuit de behoeften van de wijk. “Als een initiatief werkt vanuit wat de wijkbewoners echt nodig hebben, wordt de cirkel vanzelf groter. Het is juist goed als het begint bij initiatiefnemers met een surplus in tijd, kennis, netwerk, geld of skills en dan gaat groeien. Inclusie vergt vertrouwen en dat kost tijd.” Piet Vollaard concludeert: “Een wijk is nou eenmaal niet georganiseerd vanuit inclusie, maar het kan met commons wel ontstaan.”