Op 29 januari, midden in een Covid-lockdown, verdedigde Louis Volont (Sociologie & Cultuur Commons Quest Office, Universiteit Antwerpen) zijn proefschrift ‘Shapeshifting: The Cultural Production of Common Space’. Stad in de Maak in het algemeen, en Pension Almonde in het bijzonder, was een van de drie cases die Louis als ‘getuigen voor de verdediging’ gebruikte. De andere twee zijn The Public Land Grab (Londen) en Montana Verde (Antwerpen). Het volledige proefschrift is online te lezen, maar hier is alvast een voorproefje.
In zijn inleiding stelt Louis zijn fundamentele ‘empirische’ onderzoeksvraag als volgt: “Dit onderzoek stelt het concept van gemeenschappelijke ruimte op de proef. Mijn leidende vraag is deze: hoe wordt de gemeenschappelijke ruimte geproduceerd binnen de huidige omstandigheden van stedelijke ontwikkeling? Anders gezegd: via welke tactieken geven stadsactivisten een ruimtelijke uitdrukking aan het concept van de Gemene Ruimte (commons)?”
De belangrijkste ‘gids’ van de studie is Lefebvre’s ’triade’ (‘The Production of Space’ en ‘Critique of Everyday Life’); ‘geleefde’ ruimte (representatieve ruimte), geconcipieerde ruimte (representaties van ruimte) en waargenomen ruimte (ruimtelijke praktijk). Maar Louis hernoemt / herdefinieert deze Levebrvreaanse triade vanwege: “Lefebvre’s ‘wollige’ formulering van de drie sferen van de triade. Representaties van zowel ruimte als representatieruimten lijken in de triade op te treden als dingen, namelijk als visuele, verbale of geschreven projecties in de context van de eerste, en als ruimtes met een gevoel van meervoudige betekenis in de context van de laatste. Ruimtelijke praktijk komt dan niet naar voren als een ‘ding’, maar als een ‘proces’: een proces om ruimte te gebruiken, of het nu is om te overleven, maatschappelijke reproductie of kapitalistische groei.
In plaats daarvan wordt de triade geherformuleerd als “de uitdrukkingen van representatie (de ruimte denken), voorheen bekend als representaties van ruimte, configuratie, (de ruimte bouwen), voorheen bekend als ruimtelijke praktijk en betekenis (de ruimte interpreteren), voorheen bekend als ruimtes van representatie. Samen de drie ‘krachtvelden’ van de triade. Deze drie krachtvelden laten elk onderscheid tussen ‘ding en proces’ achter, maar impliceren slechts ‘een manier van doen’.
Dit is een taalkundige, pragmatische operatie om zonder veel verwarring te kunnen wijzen op elk van de drie beschouwde elementen. Vandaar: binnen het veld van representatie vraag ik: hoe ‘denken’ commoners common space? Op het gebied van configuratie vraag ik: hoe ‘bouwen’ commoners een gemeenschappelijke ruimte? En op het gebied van betekenis vraag ik: hoe ‘leven’ commoners in de gemeenschappelijke ruimte?”
Daarnaast onthoudt Louis zich van (of houdt hij, zoals hij het zelf zegt, tijdelijk onder spanning) de ‘verdeling in actoren’ die Lefebvre in zijn werk introduceert. Zijn redenering: “Hoewel deze spreiding van actoren over de triade een enorm nuttige constructie vormt om de gevaren van door kapitaal geleide stadsontwikkelingsplannen te interpreteren en te bekritiseren, blijf ik beweren dat deze theoretische constellatie, bij het onderzoeken van de productie van gemeenschappelijke ruimte, tijdelijk onder spanning moet worden gehouden. Meer specifiek betekent dit dat ik voor de gevallen die in de rest van het onderzoek zullen worden besproken, niet veronderstel dat mijn geïnterviewden noodzakelijkerwijs hun toevlucht zouden nemen tot het ene of het andere krachtenveld.”
Na zo de weg te hebben gevonden, gaat de studie verder met drie ingebedde onderzoeken naar drie afzonderlijke praktijken/voorwaarden van commoning; de Symbiotische en de Oppositionele praktijk, afgeleid van ‘algemene commons literatuur’, respectievelijk door Elenor Ostrom (symbiotisch theoretisch) en mensen als De Angelis en Stavrides (opppositioneel/radicaal theoretisch). De derde is een hybride ‘symbiotisch-oppositionele’ praktijk of positie.
De Public Land Grab (Londen) wordt in het onderzoek gepresenteerd als de ‘Oppositional case’. Montana Verde (van het Sevilla-collectief Recetas Urbanas dat zich nog ontvouwde in Antwerpen) als de ‘Symbiotic case’. Waardoor Stad in de Maak / Pension Almonde als de hybride ‘Oppositional/Symbiotic’ case overblijft.
Voor zijn studie bezocht Louis Rotterdam meerdere malen en woonde zelfs een tijdje in Pension Almonde. Alles bij elkaar “hebben er 11 diepte-interviews plaatsgevonden, voornamelijk met de architecten en activisten van Stad in de Maak, maar ook met de alledaagse bewoners van het Pension. Verschillende sessies van persoonlijke aanwezigheid (variërend van Soepdagen tot openbare presentaties en qua duur van een middag tot een week) stelden me in staat om vooraf aanvullende diepte-interviews met de gebruikers en bewoners van het project te plannen.”
Louis stelt zich ten doel om “de inspanningen van Stad in de Maak te omlijsten als een ‘gepland dérive in Rotterdam’, waarbij het laatste idee de situationistische methode is van ‘dwalen’ door de stad om nieuwe plekken te ontdekken, nieuwe mensen te ontmoeten, nieuwe ervaringen op te doen .”
Het is ondoenlijk om Louis volledig te volgen is zijn betoog waarom de omzwervingen van Pension Almonde deze in een tussenpositie hebben geplaatst. (lees daarvoor het volledige hoofdstuk p. 141-170), maar aan het eind van het hoofdstuk noemt hij enkele zorgen:
“Je zou kunnen stellen dat het nomadisme van Stad in de Maak de beoogde politieke potentie om wortel te schieten, ondermijnt. De eerdergenoemde verkorting van de doorlooptijden per project – die steeds korter worden naarmate de kredietcrisis verder op de achtergrond verdwijnt – hebben immers te maken met het economische belang van Havensteder om de voorraad zo snel mogelijk te renoveren. Daarom kan worden gezegd dat wanneer een gemeenschapsproject ‘voorbestemd is om te verhuizen’ zelfs voordat een gemeenschap van gewone mensen ooit haar toekomstvisies zou kunnen formuleren, Oppositional Commoning aanzienlijke moeilijkheden zal ondervinden om wortel te schieten. “
In zekere zin is dit waar, onze voortdurende omgang met Havensteder, hoezeer we ook aandringen op autonomie, wekt uiteindelijk een bepaald soort vertrouwen op dat de oppositionele, ‘politieke’ angel wegneemt. Maar – zoals al in een voetnoot staat – “zoals een activist betoogt, zou je Stad in de Maak en Havensteder ook kunnen opvatten als ‘één gezamenlijke partij’, een collectieve agent die wordt tegengewerkt door weer een andere tegenstander, de gemeente Rotterdam. Die laatste bemoeilijkt immers de activiteiten van woningcorporaties, aangezien het wettelijk toegestane aantal sociale huurwoningen moet afnemen.”
Het is inderdaad de gemeente die – op dit moment – de dominante belemmerende kracht is bij het realiseren van een rechtvaardiger en inclusief huisvestingssysteem in de stad. 1)
In het afsluitende hoofdstuk keert Louis terug naar Lefebvre en de twee tegengestelde wijzen van commoning door een 3D-diagram van ‘rituelen’ of tactieken te presenteren, getiteld: ‘The Taxonomy of Tactics for the Production of Common Space’ (zie afbeelding hierboven). Dit levert “acht ideaaltypen op waardoor gemeenschappelijke ruimte kan worden geproduceerd in toekomstige gemeenschappelijke inspanningen.”
In de uitleg hiervan komen we een paar van onze vrienden en medeburgers tegen, zoals AAA’s project Agrocité in Parijs, Raumlabor’s Kitchen Monument (Berlijn) en Nomadic Green’s Prinzessinnengarten (Berlijn). We herkennen zeker enkele van de tactieken die we zelf in sommige, zo niet al onze projecten hebben geïmplementeerd. De soorten of rituelen die worden gepresenteerd, kunnen ons zeker helpen bij toekomstige inspanningen en kunnen net zo goed een startpunt zijn voor commoners die op het punt staan om op reis te gaan.
Over de ongelooflijk rijke inhoud van het proefschrift valt nog veel meer te zeggen. Te veel om in zo’n kort artikel te bespreken, een half jaar na de verdediging kauwen we nog steeds op enkele van de meer provocerende uitspraken. Dit artikel kan dus alleen maar een aanmoediging zijn om het zelf te lezen. Vergeet de ‘excursus’ niet, de laatste discussie van het politieke getiteld: ‘Commoning between Politics and the End of Dispute’.
En laten we deze korte terugblik nog maar even afsluiten met het voorlopige antwoord op de vraag die aan het begin van het proefschrift gesteld werd:
“De productie van common space verloopt dus door een constante verstrengeling en ontvlechting tussen materiële en immateriële elementen: representaties (beelden, visioenen, collectieve gedachten), configuraties (bakstenen en mortel, hout, stadspleinen, verlaten gebouwen), betekenissen (additief gedachten, zelf-uitvindingen), gemeenschappelijke goederen (als een hulpbron, als middel, of beide), gemeenschappen (begrensd, in beweging, of beide) en gemeenschappelijke principes (in beweging, ingesteld, of beide). Het continue ‘spel’ met al deze elementen, waarvan de mogelijke uitkomsten talrijk zijn, noem ik: Shapeshifting.
- Min of meer gelijktijdig met Louis’ verdediging van zijn proefschrift, sloot Stad in de Maak zich aan bij de Rotterdamse actiegroep Recht op de Stad die zich verzet tegen het huidige gemeentelijke huisvestingsbeleid (Woonvisie), en die de belangrijkste factor was bij het verzekeren dat de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens een onderzoek is gestart en dit voorjaar de resultaten heeft gepubliceerd, naar de mogelijke inbreuk door de gemeente Rotterdam op de fundamentele mensenrechten op behoorlijke huisvesting.
De volledige dissertatie kan hier worden downloaded
handle: https://repository.uantwerpen.be/desktop/irua