sinds: 2014
gebruik: wonen en werken
aantal eenheden: 5 wooneenheden met 1 collectieve woonkamer (5 bewoners), twee individuele wooneenheden, 1 kantoor (ca 2 a 3 gebruikers; incidenteel meer)
meenten: werkplaats (ca 2 gebruikers; incidenteel meer) incl. wasbuur (ca 12 gebruikers; bewoners plus buren) en de Stokerij (3-30 gebruikers)
oppervlak: ca. 440m2 (plus opslag)
Pioniersmeent en Stad in de Maak-bolwerk
Pieter de Raadtstraat 35 en 37 wordt ook het ‘hoofdkantoor’ genoemd. Deze panden in Rotterdam-Noord zijn de ruimtelijke expressie van veel waar Stad in de Maak voor staat: toegankelijke woningen en werkplaatsen, kennis delen, debat, ontwerpoplossingen en bovenal: de meent.
In de Pieter de Raadtstraat herken je het dubbelpand onmiddellijk aan de gevel. Als enige in de straat is deze van hout. ‘Pioniersmeent de Stokerij’ staat er met grote ijzeren letters boven de entree. Ooit voorzag dit pand de buurt van warm water met de stokerij die er zat, nu wordt het debat er opgestookt.
Meent
De plek wordt al zo’n 10 jaar gebruikt voor een doorlopend ‘onderzoek in uitvoering’ naar innovatieve, robuuste en duurzame netwerken voor het wonen en werken in de stad. Op de benedenverdieping vinden debatten, kennisbijeenkomsten en filmavonden plaats. Maar dat niet alleen; het is een meent. Een plaats van de gemeenschap. Dus alle buren en bekenden kunnen de flexibel in te richten 60 vierkante meter gebruiken. Zo lang je de ruimte maar achterlaat zoals je ‘m hebt aangetroffen. Of beter natuurlijk.

Aangrenzend is de houtwerkplaats, ook onderdeel van de meent. Ontwerper Guido Marsille beheert deze namens Stad in de Maak, omdat hij er zijn werk maakt. Iedereen die iets wil maken in de gedeelde werkplaats verschaft hij uitleg en toegang. Hij woont pal boven de werkplaats in een ooit uitgewoond verklaarde woning, maar hij wist ermee om te gaan en bouwde een goed bewoonbare cocon in de woning. Tot op de dag van vandaag verbouwt hij eraan. Hij kijkt steeds heel precies wat hij nodig heeft en breidt de woning telkens modulair uit, zodat de onderdelen circulair zijn.
Kantoor

Op de eerste verdieping van nummer 35B vind je het kantoor. Een ruimte met een groot balkon en een boekenkast vol architectuurnaslagwerken, die zich langs de hele muur strekt. En dan nog liggen er stapels boeken op de bureaus, verspreid tussen de bonnenprikkers, maquettes, muziekinstrumenten en oude beeldschermen en printers. Je hebt geen deftig kantoor nodig om de stad toegankelijk te houden en mensen van betaalbare woningen te voorzien; wat telt zijn duurzame netwerken en kloppende systemen.
Naast het kantoor woont kunstenaar Melle Smets parttime. De andere helft van de tijd woont hij met zijn partner en kind in België, maar voor werk is hij regelmatig in Rotterdam. Hij bouwde een opvouwbare woning. Als hij er niet is, heeft zijn onderhuurder het hele huis. Als hij er wel is, dan ‘vouwt’ zij haar huis tot enkel een slaapkamer. Melle heeft dan de keuken, badkamer en een ruim deel om te slapen. Zij deelt de keuken en badkamer dan met de woongroep erboven.
Melle was vanuit Stad in de Maak onder andere betrokken bij Pension Almonde. Hij maakte het tot een experiment voor de sociaal inclusieve stad, met een heldere maatschappelijke boodschap en een kunstzinnig relevante kijk. Zo werd het pension een levend onderzoek en kunstproject.

Neverland cinema
Daarboven is het al jaren een komen en gaan van internationale ontwerpers, waarvoor Stad in de Maak een duurzaam gemeenschappelijk huishouden heeft opgericht, zodat zij een woning en werkruimte kunnen delen. Klodiana Millona uit Albanië, Yuan Chun Liu uit Taiwan (westerse roepnaam: Cam) en Jaja, of eigenlijk Pichaya Puapnomcharoen uit Thailand vormden vanuit hier een broedplaats voor hun werk within architecture and its refusal. Kritisch, maar opbouwend en met commoning als basis.
Zo ontstond aan deze keukentafel het idee voor de Neverland Cinema, de onafhankelijke bioscoop die tot covid uitbrak regelmatig beneden plaatsvond. Op maandag, want dat is de meest kapitalistische dag en juist dan is het goed om bij elkaar te komen en film te gaan kijken. De indie bioscoop was een statement tegen de geprivatiseerde ‘image making industry’. De films die getoond worden ontmantelen bijvoorbeeld stereotypes of laten kwetsbare communities of niet-westerse perspectieven zien.

Klodiana Millona – tot 2023 bij Stad in de Maak – aan het woord:
“Als buitenlandse student leefde ik onder kwetsbare omstandigheden. Ik mocht niet meer dan 10 uur per week werken om mijn visum te behouden en moest wél een hoge huur aan een particuliere eigenaar betalen. Tijdens mijn master Interior Design aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag kwam ik in contact met Stad in de Maak. Deze manier van wonend en werkend vormen van commoning en collectief eigenaarschap onderzoeken spraken me aan. In 2016 verhuisde ik met twee studiegenoten naar dit pand.
Het voelt veilig om onderdeel van dit netwerk te zijn. Ook al is het natuurlijk nog steeds tijdelijk en onzeker. De veiligheid zit ‘m niet persé in de woning, maar vooral in de netwerken rondom deze plek. Er zijn andere architecten om mee samen te werken. Verder ervaar ik support in mijn gevecht om een permanente verblijfsvergunning te krijgen. Ik heb nu een kunstenaarsvisum, waarbij ik veel moet kunnen aantonen om te mogen blijven. Het is bevrijdend dat bij Stad in de Maak niet alles gemonetariseerd wordt en dat ik soms kan werken in ruil voor mijn huur. Bovendien gaat het geld van de huur naar projecten om de stad toegankelijk te houden voor mensen zoals ik en verdwijnt het niet in de zakken van een pandjesbaas.”

Philippa Driest, beter bekend als Flip, aan het woord:
“Ik sta bekend als de nomade binnen Stad in de Maak. Door de jaren heen heb ik met bijna alle panden in Noord wel wat te maken gehad. Via de Bcademie (het programma van bestuurslid Daan den Houter om net afgestudeerden van de kunstacademie voor te bereiden op een bestaan als autonoom kunstenaar, red.) leerde ik de mensen van Stad in de Maak kennen. Ze vroegen of ik als bijbaan wilde helpen klussen. Ik leerde vloeren leggen, isoleren en nog allemaal dingen die later nog goed van pas zouden komen.
Zo kwam ik ook over de vloer bij de Banierstraat, waar ik uiteindelijk jarenlang atelier heb gehouden. Ook al zit mijn atelier er nu niet meer, ik werk er nog steeds graag in de moestuin, dat doe ik samen met mijn vader.
Ik deed als net afgestudeerd kunstenaar mee aan Art of Impact (zie hoofdstuk B) met een film over de buurt en opende een avondwinkel waar mensen uit de wijk en bezoekers van de expositie elkaar ontmoetten. De Wheelieparade (ook in deze publicatie, hoofdstuk B) was daar onderdeel van, zodat het subsidiegeld naar kinderen in de buurt kon gaan als prijzengeld. Maar toen werd ik gevraagd of ik die Wheelieparade ook op andere plekken wilde organiseren. Dat heb ik niet gedaan, want ik wil niet dat kunst een verlengstuk wordt van beleid om de wijk te verbeteren.

Toen kwam pension Almonde, daar werd ik conciërge. Samen met studenten van de Willem de Kooning Academie richtte ik verschillende kamers in. En ik zat daar dus als aanspreekpunt voor bezoekers en internationale gasten achter de receptie. Als ik hier toch zit, kan ik net zo goed boeken gaan verkopen, dacht ik. Dus maakte ik een selectie van boeken die bij het gedachtengoed van het pension pasten: boeken vanuit de kritische en radicale theorie over samenleven, steden, communityvorming en eigenlijk werd het steeds meer.
Inmiddels zit mijn Kiosk in de benedenruimte van Stad in de Maak aan de Pieter de Raadtstraat. Elke vrijdag ben ik open. De collectie heeft zich verbreed met kunstuitgaves, emanciperende fictie, strips en poëzie, maar ook in eigen beheer uitgegeven boeken van onafhankelijke sociologen, kunstenaars, inheemse mensen en alles wat je in de gewone boekhandel niet vindt. Mijn ambitie is om zelf ook boeken uit te gaan geven.”