Commons, commoning, of noem het ouderwets een meent. Het delen van ruimte is een belangrijk aspect van onze kijk op wonen en werken in de grote grote stad.
Vroeger was het vanzelfsprekend; de meent in het dorp. Al vanaf de 12e eeuw komen meenten voor in Nederland: gemeenschappelijk gebruikte en beheerde grond, goed of ruimte. Wij doen iets vergelijkbaars: delen van gebouwen die we beheren zijn vrijgesteld van huur en open voor dit soort voorzieningen. Het zijn plekken waar de markt niet in voorziet, maar die toch een belangrijke bijdrage leveren aan het sociale weefsel van de wijk.
De regel is dat 30 procent van de panden die we beheren gebruikt worden als meenten, ook wel commons. Denk aan plekken die voor buurtbewoners toegankelijk zijn, bijvoorbeeld de Wasbuur of de de Houtwerkplaats. Maar ook plekken die de ruimte van stadsbewoners vergroten om bijvoorbeeld iets te organiseren, zoals restaurantjehuren.nl of de Stokerij.
Bij ons voormalige project Pension Almonde boden we ook buurtinitiatieven die niet in het reguliere buurthuiscircuit zaten een plek om hun dienst te experimenteren. Daar vond je bijvoorbeeld een foodcoöp, een taalschool waar vrouwen Nederlands leerden en contacten aangingen, een woestijntent waar Arabische films werden vertoond, een sociale werkplaats van het zomercarnaval en nog veel meer.
In politieke zin tracht Stad in de Maak met deze ‘bewijzen in de praktijk’ de noodzaak van toegang tot zulke ruimtes aan te tonen, om daarmee die ruimte – van het recht op commoning en van het recht op een ruimte voor commons; voor gedeelde, zich zelfgeorganiseerde, zelfbestuurde ruimte in de brede zin – als ‘gemeengoed’ (politiek) op te eisen als het recht op (ons deel van) de stad.






